Boekrecenie door Jules Scholten: Revolusi
Revolusi, Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld
(David van Reybrouck (oktober 2020, 637 pagina’s)
David van Reybrouck heeft met dit werk na een voorbereiding van vijf jaren, een indrukwekkende studie gepresenteerd over Nederlands Indië – Indonesië. Het boek omvat de pre-koloniale tijd, de kolonisatie van de gehele archipel door de VOC en Nederland, de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Indonesische vrijheidsstrijd en onafhankelijkheid en de Conferentie van Bandung in 1955.
In de opstelling heeft de schrijver meer dan 600 boeken, artikelen en andere bronnen geraadpleegd en vele interviews gevoerd met dikwijls hoogbejaarde mensen in Indonesië, Nederland, Japan en Nepal die ooggetuigen waren tijdens de Tweede Wereld Oorlog en het onafhankelijkheidsstreven van Indonesië. Het boek is geïllustreerd met 30 kaarten en bevat tientallen tot meer dan honderd voetnoten per hoofdstuk. Daarnaast is er een uitgebreid namen- en zakenregister.
De Belg Van Reybrouck heeft als buitenstaander met dit boek een goed gedocumenteerde historische studie verricht. Dit deed hij in navolging van zijn studie over de Congo en de rol van België als kolonisator. Hij was nieuwsgierig naar de wijze waarop Nederland zich gedroeg in Nederlands Indië – Indonesië.
Het resultaat is fel kritisch op Nederland als kolonisator over een periode van 350 jaar met als sluitstuk de naoorlogse periode van 1945 tot 1949 toen Nederland na twee zogenoemde politionele acties uiteindelijk de onafhankelijkheid van de jonge republiek erkende.
Als voorbeeld van zijn kritiek voert de schrijver de ver doorgevoerde gelaagdheid en segregatie van de Indische samenleving aan waarbij de blanke Nederlanders en andere Europeanen de onbetwiste bovenlaag vormden, gevolgd door de Indo-Europeanen, de Chinezen en daaronder pas de inheemse bevolking. Ter illustratie gebruikt Van Reybrouck steeds de indeling in klassen verspreid over de dekken aan boord van de KPM schepen, die zorgden voor de verbindingen tussen de eilanden van de archipel. Andere voorbeelden zijn de hardheid waarmee Nederland het land ‘pacificeerde’ en het zogeheten Cultuurstelsel en dienstbaarheid systeem dat na 1800 werd ingevoerd waarbij de lokale bevolking gedwongen werd tegen een minimale vergoeding commerciële gewassen te verbouwen en wegen en bruggen aan te leggen en huizen te bouwen. In de hoofdstukken die het vrijheidsstreven van Indonesië bespreken, laakt de schrijver de wijze waarop Nederland het in principe goede Akkoord van Linggajati stelselmatig uitkleedde en eenzijdig aanpaste.
De felle kritiek op de rol van Nederland is in veel opzichten terecht. Niettemin is de opstelling van de schrijver te kenmerken als te eenzijdig.
Het boek gaat daardoor voorbij aan al het goede dat Nederland tot stand bracht in het bestuur, de economie, de infrastructuur en de kennis van het land, zijn bevolking en natuur verzameld in bij voorbeeld een instituut als de internationaal befaamde Plantentuin te Buitenzorg – Bogor.
Er zijn eigenlijk slechts twee Nederlanders die volgens de auteur deugden, te weten oud-premier W. Schermerhorn, die samen met Soetan Sjahrir het akkoord van Linggajati sloot in november 1946 en diplomaat J.H. van Roijen, die in mei 1949 met Mohammed Roem de weg vrijmaakte voor de soevereiniteitsoverdracht.
Van Reybrouck heeft geen goed woord over voor mensen als oud-premiers Beel en Drees, generaal Spoor en vele andere Nederlanders die volgens hem krampachtig vasthielden aan het bezit van Nederlands Indië. Deze opstelling doet onvoldoende recht aan de vele Nederlanders die oprecht hebben gehandeld en het belang van het land en de bevolking voorop stelden.
Het lezen van het boek kan daarom bij de vele Nederlanders die het land liefhebben en daaraan dierbare herinneringen hebben, gemengde gevoelens achter laten.
Een wat meer genuanceerde opstelling van de schrijver over de rol van Nederland als koloniale mogendheid zou het boek goed hebben gedaan.
Jules Scholten
juli 2021