Het verhaal van Bep Schillemans-Visser

Ter introductie:
Op 1 juli 1935 ben ik in Bandoeng geboren. Ik ben de jongste van ons gezin.
Vader(1899), Moeder (1902), broer (1928), zus (1933) en ik.
Mijn Vader was KNIL-officier.
Ik ben reuze blij dat ik nog heb genoten van het vooroorlogse tijdperk.
Wij hadden beesten, zoals schildpadden (op Sumatra), hond, katten, parkieten, enz. tot zelfs een blekok (soort reiger) en bok. Daar moesten we zelf voor zorgen als kind. Lopen op de galangans (paden langs de rijstvelden), altijd buiten spelen. Geweldig! Je leert dan tevens om van de natuur te genieten. Dat mocht ik allemaal meemaken totdat de Jap kwam …….

Hoe ervaar je dat als kind?
Mijn Vader moest vechten tegen de vijand. Omdat wij op midden Java woonden in die tijd gebeurde dat ergens eind februari/maart 1942. We wisten niet waar hij vocht en òf hij nog leefde. Totdat er een javaan bij ons kwam met een brief van mijn Vader. Hij was in Tjilatjap (Cilacap) krijgsgevangen genomen. Gelukkig, hij leefde !!! Dat was het belangrijkste.

Wij mochten nog eerst naar school, wat al gauw verboden werd. Een japanse officier wilde onze woning hebben. Dat hoorde je ‘s morgens en ‘s middags moest je er al uit. Wij waren niet de enigen, dus iedereen op zoek naar onderdak. In eerste instantie woonden we met 2 andere gezinnen. Even later eenzelfde verhaal, dus weer zoeken. Toen woonden we met 3 andere gezinnen. Op 25 december 1942 werden we geïnterneerd in de tangsi (kazerne) Toegoeran te Magelang. Van daar uit zijn we naar Ambarawa, kamp 6, barak 9 gegaan. Ik kan zeggen dat ik geluk heb gehad al die 3 jaren in hetzelfde kamp te zijn gebleven. Je kent de leefomstandigheden en dat is voor een kind best belangrijk.

Ik denk dat ons kamp een soort vergaarbak was. Als er bij ons voldoende waren doodgegaan en bijv. in Moentilan (Muntilan) ook, dan werd Moentilan gesloten en kwamen ze bij ons. Wij verbleven met ongeveer 3500 mensen in kamp 6 te Ambarawa. Wij mensen uit Indië spreken altijd over ”kamp”. We zaten geconcentreerd in een kamp, dus concentratiekamp. Ons spraakgebruik is anders, minder heftig, maar daarom is het niet anders.
Ambarawa had meerdere kampen. Kamp 7 was een mannen en jongenskamp. Kamp 8 zat in een klooster en net als kamp 6 ( een afgekeurde kazerne) een vrouwenkamp plus kinderen. Dan had je nog Fort Willem I. Daar zaten de strengst gestraften in. Na de oorlog heb ik ze zien lopen. Mannen die niet zelfstandig meer kunnen lopen, zo vermagerd waren ze. Ze steunden op elkaar. Vreselijk gezicht, staat nog op mijn netvlies na al die tientallen jaren.

Dan had je 2 km verderop Banjoebiroe (Banyubiru) kamp 10 en 11. Als kind was het natuurlijk in eerste instantie allemaal spannend. Je moest alleen binnen de poort blijven, verder hoefde je niks. Daar kwam al gauw  en eind aan. Tenslotte moest je van de jap werken voor kost-en inwoning, ook al was je een kind.Enkele van mijn karweitjes was oa. babatten (grasmaaien). Hoe doe je dat zonder schaar of mes? Van een conservenblikje een reep snijden, dat aan een stok, zeg tak met een touw vastmaken en op een steen een kant slijpen. Dan maar zien jouw strook kort te krijgen. Ik was daar niet goed in. Gelukkig had mijn zus de strook naast mij en deed zij het meeste. Het smerigste karwei was de WC’s schoonmaken. De mensen hadden diarree en de poep zat hoog tegen de muur. Ook liep ik nachtwacht. Dat deed je altijd met een volwassene samen. Dan liep je rond de barak. Als de jap kwam inspecteren dan moest je een verhaaltje in het japans zeggen. Ik ken het nog. Foe sing bang, foekoe moe tjoe en wij die in barak 9 woonden, zeiden tot slot dain hadsan. Dit japans is fonetisch geschreven en vertaald zoiets als: alles is in orde en dan wijzend naar barak 8, dat is nummer 8.
Dan ben ik ook 1x dinde (vermoedelijk een japans woord) mogen zijn. Eigenlijk was ik er te jong voor, maar mijn zus was ziek en ging ik in haar plaats. Een hele ervaring
.
Je was bang om enkele redenen, maar het meest bange was je of je het maleis van de jap kon verstaan. Je was het boodschappenmeisje van hem om aan ons eigen kamphoofd iets door te geven. Zijn uitspraak was zo slecht dat zelfs de heiho’s (indonesische jongeren bewapend met stokken) hem vaak niet verstonden. Waarom wilde dit baantje graag? Je kreeg meer te eten en wat je over had nam je mee naar ”huis”. Want je had zeker het laatste jaar erge honger. De jap is onberekenbaar. Als hij eraan kwam, lachte hij altijd. Je wist nooit wat dat ging inhouden, òf gewoon vriendelijk doorlopen, òf een tik onder je kin waardoor je hoofd keihard tegen de muur achter je kwam. En de jap maar lachen. Wanneer je ook erg bang was, was als de kempeitai kwam. We noemden het ”hoog bezoek”. Dan moesten we op het grote grasveld (aloen-aloen, alun-alun) verzamelen. Je kreeg eerst een speech in het japans te horen, verstond je niks van, dan mocht je gaan zitten, gelukkig, want je bleef er de hele dag. Ondertussen doorzochten jappen alle barakken of er niet spullen waren die je niet mocht bezitten, zoals geld, juwelen of foto van je man of zoon. Als ze dat vonden werd de eigenaresse naar voren geroepen en voor onze ogen in elkaar geramd. Die dag kreeg je geen eten en geen drinken. Dat laatste is erg naar, vooral in de tropen. Op het laatst kon je zelfs geen spuug aanmaken om een beetje je mond te bevochtigen. Geen eten was niet erg. Dat kregen we vaak 3 dagen als straf ergens voor.

Als ik U vertel dat ik op mijn 10de slechts 18 kg woog, kun je concluderen dat je weinig voedsel kreeg.
De jap deed het anders dan de duitsers, hij deed ons sterven door ons uit te hongeren. Beide methodes niet fijn om te ondergaan.

In de begintijd heb ik nog les gekregen. Dat gebeurde met een stokje in het zand. Zo maakten je sommetjes en dictee, of de ”juf” schreef wat in het zand en moest je dat voorlezen. Dit mocht eigenlijk niet van de jap, dus stond er altijd iemand op de uitkijk. Ik heb hierdoor wel goed leren onthouden, want zand is niet hetzelfde als een schrift.

Bij ons in het kamp zijn 9 meisjes weggehaald als troostmeisjes.

Dit is in vogelvlucht 3 jaren gevangenschap.
Op 15 augustus 1945 was het einde van WO II voor alle Nederlanders. Helaas wordt dat nooit duidelijk voor mijn landgenoten. Men denkt in Nederland nog altijd dat dat op 5 mei is. Toen lagen wij nog te creperen terwijl in Nederland men feest vierden. Wrang idee dat men in het onderwijs hier niets aandoet.

Dat we bevrijd waren hoorden wij pas op 23 augustus 1945. De oorlog met Japan was beëindigd. Direct erop volgde de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië, maw. we vielen van de ene oorlog in de andere oorlog. Een bevrijding heb ik nooit meegemaakt tot op de dag van vandaag.

Wat heb ik overgehouden van die jaren jappentijd?
Angst, maar het meest de honger.

Bep Schillemans-Visser

Terug naar verhalen